You are here
Description
Executies waren in Hasselt geen zeldzaamheid. Zij staan summier vermeld in de registers van de bouwmeesters, omdat de stad de dieffhencker en syne rakkers moest betalen. Vanaf 1734 nam de Staat deze kosten voor zijn rekening. Het rijk betaalde aan de gerechtelijke officieren 60 gulden voor de uitvoering van een doodstraf en 30 gulden voor een geseling.
Van 7 mei 1606 tot 30 juni 1618 - in een tijdspanne van 12 jaar - werden 15 terechtstellingen in de registers opgetekend waaronder een van een tovenares. Op 12 september 1617 werden er aan de drievorkige galg op het Swertvelt bij de ‘limiet' van Kuringen vijf mensen gehangen door Steven Balza van Luik. Op diezelfde plaats had, 44 jaar later, op 22 november 1661, een macabere verhanging door beulshanden plaats. Lodewijk Pyp, een welgesteld burger, echtgenoot van de rijke Christina Bisschoppen, had zelfmoord gepleegd ingevolge ‘een hete koorts', zoals zijn vrouw verklaarde. Aangezien zelfmoordenaars niet in gewijde grond mochten worden begraven en hun lijk eerst met een been aan de galg werd geknoopt, anderen ten spiegel en exempel, begroeven de cellebroeders, na overleg met de familie, het lijk in hun tuin. De justitie bemoeide zich evenwel met deze onwettige begrafenis; het geding werd zelfs in beroep behandeld voor de schepenen van Luik. Het lichaam van Pyp werd tot verhanging veroordeeld en het vonnis werd tien dagen na zijn dood voltrokken, zoals door de wet was voorgeschreven.
Uit: Hasselt intra muros (1989), p. 145, noot 7.