Dit herenhuis lag op Den Hort naast de stadsschuur, met de voorgevel noordwaarts gericht naar de Dorpsplaats.

In de 18de eeuw behoorde het toe aan Nikolaas-Jozef de Libotton, heer van Klein-Stevoort. Laatstgenoemde verhuurde het op 13 november 1765 voor 120 gulden aan Guilliam-Antoon de Horion.

Dit huis en de stadsschuur werden aangekocht door de familie Vossius-Palmers, die tegen het bestaande huis een tweede woning bouwde, dat zijn voorgevel en de voordeur naar de Houtmarkt had. De woning in de tuin werd door postmeester Michel Ory betrokken. Die ambtenaar richtte de schuur in tot bergplaats voor postwagen en huurrijtuigen. Door erfenis kwam alles in het bezit van de familie Briers. De familie verkocht in 1915 de schuur aan landbouwingenieur Van den Berck en de renteniershuizen aan apotheker Alfons Froidmont. In het huis aan de Dokter Willemsstraat woonde lange jaren C.-J. Vermersch, zaakgelastigde en arrondissementscommissaris; hij overleed er op 7 oktober 1880, tachtig jaar oud.

Aan de noordelijke hoek van het Vossiushuys, tegenover de gewezen stadsschuur stond een pomp. Deze plek staat in de oude akten omschreven als aen Vossiuspomp. Zodra de duisternis was ingevallen, passeerde men deze plek slechts met schrik in het hart. Het spookte er zolang juffrouw Vossius er woonde. De spookverschijning werd in verband gebracht met het feit dat twee priesters Vossius tijdens de Republiek de eed aflegden en een terzake beloofde bedevaart naar Rome steeds hebben uitgesteld.

Uit: Hasselt intra muros (1989), p. 279.