You are here
Description
Wapen: in goud een als een schuinbalk geplaatste pijl van keel.
Jonkheer Adriaan de Heusch was een vreemde eend in de Hasseltse bijt. In de annalen van de stad staat hij bekend als de bouwheer van het huidige stadhuis aan het Groenplein.
Adriaan de Heusch werd geboren op 10 april 1699 in het voorvaderlijk kasteel van de Zangerij onder Eigenbilzen. Hij was de zoon van jonkheer Ernest-Willem de Heusch, heer van de Zangerij, van Gellik en van Eigenbilzen, en van diens vierde echtgenote, Christina-Margareta de Quoitbach. Hij behaalde een licentie in de rechten, maar trad in 1722 in dienst van de Spaanse koning als infanteriekapitein. Als jongere telg kreeg Adriaan na het overlijden van zijn vader in 1720, het kasteel van Landwijk onder Donk toebedeeld.
Op 20 maart 1730 trad Adriaan de Heusch in de Hasseltse Sint-Quintinuskerk in het huwelijk met Barbara-Gertrudis van Hilst, die vijftien jaar ouder was dan hij, maar die het voordeel bood een schatrijke en kinderloze weduwe te zijn. Van huize uit was Barbara-Gertrudis van Hilst, gedoopt in Hasselt op 6 juli 1684 als dochter van Jan, schepen van het Hof van Vliermaal, en van Maria Caproens, reeds niet slecht bedeeld. Haar eerste echtgenoot, Jan de Geloes, laatste afstammeling uit een voornaam Hasselts geslacht, had haar ook een rijke erfenis nagelaten. Jan de Geloes had Barbara-Gertrudis van Hilst zijn heerlijkheid van Herten in volle eigendom geschonken. Van al zijn andere bezittingen, zoals de heerlijkheden Mombeek en Hommelen, of zijn ouderlijk huis, het Waerdenhof, had Barbara-Gertrudis het vruchtgebruik gekregen.
Het 'jonge' paar vestigde zich in het Waerdenhof en genoot van zijn rijkdom. Adriaan de Heusch en zijn echtgenote kochten, verkochten en verbouwden verschillende goederen in Hasselt; ook in Herten werden werken uitgevoerd. Zij verfraaiden de patriciërswoning aan het Groenplein, die Barbara-Gertrudis van Hilst van haar vader geërfd had en die vanaf 1739 door de stad gehuurd werd om als stadhuis dienst te doen. Zij bouwden tevens het kasteel van Landwijk en lieten in het fronton hun gekoppelde wapens, gehouden door twee hazewinden en overtopt met een kroon met negen parels, aanbrengen. In 1770 kon Adriaan de Heusch de feodale rechten over Landwijk kopen van de familie Vandelaer en mocht hij zich voortaan heer van Landwijk noemen.
Adriaan de Heusch genoot blijkbaar aanzien in Hasselt vermits hij er tot driemaal toe, in 1737, in 1743 en in 1746, burgemeester benoemd werd. Bovendien stelde de Luikse prins-bisschop hem op 8 april 1745 aan tot raadsheer. Na het overlijden van zijn echtgenote, in Hasselt op 27 november 1752, moest Adriaan noodgedwongen afstand doen van de goederen waarvan zijn echtgenote slechts het vruchtgebruik bezat. Hij moest het Waerdenhof ontruimen en nam zijn intrek in de woning aan het Groenplein, die zijn vrouw hem had nagelaten samen met het vruchtgebruik over de heerlijkheid Herten. Adriaan de Heusch overleed in Hasselt op 6 augustus 1774. (JJvO-WC)
Uit: Oog in Oog (2003), pp. 188-190.