In 1450 hoorde dit huis toe aan Jan Vandevenne, van wie Henricus Coomans het in 1461 erfde. Acht jaar later was Jan Custyns er de eigenaar van; zijn kinderen erfden het in 1493. In 1507 was het de eigendom en de woning van Gerrit Custyns, wiens broer Lemmen in De Rose woonde. In 1521 was De Sterre in het bezit van Kathelyne Dries, de vrouw van Goesin Scheymekers. In 1561 behoorde het toe aan Jan Thoelen, van wie het in 1593 naar Andries Valentyns overging. In 1633 gingen de twee dochters Valentyns, m.n. Marie, echtgenote van Nikolaas Sigers, en Geertrui, huisvrouw van Peter Hotters, tot deling over; hierbij viel aan laatstgenoemde voor 110 gulden jaarlijks het huis toe.

Dertig jaar later hoorde het toe aan Frans Munters en in 1666 was het van Goort Gielkens. Van deze laatste eigenaar ging het over naar de adellijke familie de Liebich, die het op 19 september 1738 voor 2800 gulden en de lasten verkocht aan de hoedenmaker Albert Vandermaesen. Deze verkocht het op 1 september 1762 aan zijn huurder Lambert Pierloz-Stoffers. De weduwe Pierloz woonde er nog in 1792.

Bij de aanvang van de 20ste eeuw was de horlogemakerij van C. Hören-Vaes erin ondergebracht. Later was het de sigarenwinkel van de gezusters Sprengers. Nog later werd het ingelijfd bij het handelspand van de buurman J. Biernaux.

Uit: Hasselt intra muros (1989), pp. 26-27.